Het
verhaal
De jongen in het verhaal, was de zoon van de sluiswachter van Haarlem.
Op een stormachtige dag loopt hij door de polder en ziet dat er een
straaltje water uit de dijk lekt. Onmiddellijk klautert de jongen de
dijk op en steekt zijn vinger in het gat. Het lek is gestopt, maar hoe
moet het nu verder? Hij roept en schreeuwt, maar er komt geen hulp uit
de gure polder. De avond komt, de nacht valt, nog steeds geen hulp. De
verkleumde held houdt vol. Tegen de ochtend wordt hij ontdekt. Hulp is
gauw ter plaatse en het land is voor overstroming behoed!
De schrijfster had de overtuiging dat het Nederlandse volkskarakter
sterk gevormd was door de voortdurende strijd tegen het water